Beleid voor lopen is op het eerste gezicht geen doel op zich. Maar het stimuleren van lopen heeft zoveel positieve effecten op brede welvaart dat het goed is om in beleid toch te streven naar zoveel mogelijk verplaatsingen te voet. Een goed beleidsplan hiervoor maakt eerst een analyse van de bestaande en gewenste situatie.
De potentie voor lopen wordt ten eerste bepaald door de mate waarin inwoners en bezoekers in staat en bereid zijn om te lopen. Deze ‘attitude’, gecombineerd met een beeld van de gezondheid van inwoners, kan via enquêtes, bijvoorbeeld in een wijkmonitor, worden onderzocht. Ten tweede is de ruimtelijke structuur van het gebied van belang: zijn de (dagelijkse) voorzieningen voor mensen op loopafstand gelegen? Als dat niet zo is, zal men eerder de fiets of de auto gebruiken. De derde factor is de beloopbaarheid van de routes naar de bestemmingen. Hoeveel barrières komen voetgangers tegen op hun reis? Daarbij gaat het niet alleen over fysieke problemen, zoals geblokkeerde trottoirs, maar ook om sociale veiligheid en verkeersveiligheid, bijvoorbeeld als een drukke weg moet worden overgestoken.
Specifieke aandacht is nodig voor lopen als voor- en natransport van openbaar vervoer en deelmobiliteit.
Publicaties en hulpmiddelen
Delen via