Thema Aanbesteden
Thema Asfaltverhardingen
Het toepassen van Past Performance bij opdrachten van overheden was tot nu toe vooral eenrichtingsverkeer: de opdrachtgever evalueert de samenwerking met de aannemer. Maar dat gaat veranderen.
Het toepassen van Past Performance bij opdrachten van overheden was tot nu toe vooral eenrichtingsverkeer: de opdrachtgever evalueert de samenwerking met de aannemer. Maar dat gaat veranderen. Vanaf volgend jaar wordt de CROW Past Performance-systematiek uitgebreid met een vragenlijst die de opdrachtnemer invult. Ook de opdrachtgever wordt dan beoordeeld op zijn rol in het proces.
De werkgroep Wederzijds Beoordelen legt nog de laatste hand aan de vragenlijst die vanaf januari 2017 gebruikt moet gaan worden. Werkgroepleden Aart de Ruiter namens de Unie van Waterschappen, Dick van Werven namens brancheorganisatie Bouwend Nederland en Roy Voorend namens CROW leggen uit waarom er voor deze toevoeging gekozen is.
Voorend: “Je zou Past Performance kunnen zien als gestructureerde aandacht voor de zachte kant van het proces. Technische mensen aan beide kanten van de tafel hebben nog wel eens de neiging om elkaar vooral te willen overtuigen. Maar dat is lang niet altijd goed voor de samenwerking. Door beide kanten nu de gelegenheid te geven om elkaar volgens een vastliggende reeks vragen en antwoorden te beoordelen is het proces meer op dialoog gericht. Je krijgt allebei al tijdens het bouwproces te horen wat er goed en fout gaat. Daardoor komt een eindbeoordeling niet uit de lucht vallen: beide partijen weten wat de ander belangrijk vindt.”
De Ruiter: “Het voornaamste doel van de Past Performance-systematiek is om de samenwerking op de bouwplaats te verbeteren. De wederzijdse vragenlijst is daarvoor een kapstok en geeft opdrachtgevers de mogelijkheid het lerend vermogen te verbeteren.”
Maar een wederzijdse beoordeling suggereert dat beide partijen op een gelijkwaardige manier in het proces staan. Toch is dat niet zo, want een opdrachtnemer is vaak weer afhankelijk van een nieuwe opdracht van dezelfde opdrachtgever. De vraag is of dat tijdens het invullen van de vragenlijst niet zal meespelen bij de aannemende partij. De Ruiter: “Ik denk niet dat aannemers de samenwerking mooier zullen voordoen om de opdrachtgever niet voor het hoofd te stoten. Ik kom zelf van het Hoogheemraadschap Holland Noorderkwartier en bij ons in het noorden zijn mensen sowieso vrij direct. Aannemers zullen niet snel hun mond houden als er bij een opdrachtgever iets niet goed gaat.”
Toch is het volgens Van Werven niet uit te sluiten dat de partijen zich niet vrij voelen om alle kaarten op tafel te leggen bij een wederzijdse beoordeling. “Een bouwproces waarbij een conflict ontstaat en de samenwerking verstoord raakt, is lastiger. Dan liggen er een paar heikele onderwerpen op tafel waarbij het moeilijk kan zijn om de objectiviteit te bewaren.”
Voorend: “Juist daarom moet het wederzijds beoordelen helemaal los worden gezien van een bouwvergadering. De partijen bespreken dan hele andere aspecten van het proces. Bovendien vullen ze de vragenlijsten niet in bij aanwezigheid van de ander.”
De Ruiter: “De sleutel ligt bij de opleiding en oefening. Een slecht cijfer in een beoordeling is geen directe kritiek. Het is een punt voor verbetering. En die verbetering kan nog tijdens het bouwproces gebeuren.”
Een belangrijk verschil tussen de Past Performance-evaluatie van de opdrachtgever en die van de opdrachtnemer is dat de overheden ook de beoordelingen van opdrachtnemers door andere overheden kunnen inzien. Maar er komt geen Past Performance-database met de prestaties van overheden. Voorend: “Er is natuurlijk een belangrijk verschil: een overheid moet kunnen motiveren waarom bepaalde partijen bij een onderhandse aanbesteding zijn geselecteerd. Dat speelt niet bij een opdrachtnemer. Die hoeft geen publieke verantwoording af te leggen over de reden om wel of niet op een aanbesteding in te schrijven.”
Met een wederzijdse beoordeling werkt dat twee kanten op, zegt Voorend. “Voor een goed bouwproces is het belangrijk dat de sfeer goed is, de drempel om dingen te melden laag is en de zaak niet meteen op scherp wordt gezet. Daarom moet je begrijpen wat voor de andere partij belangrijk is. Deze systematiek is een vorm van wederzijdse belangenerkenning.”
Meer weten over de Past Performance-systematiek of over het wederzijds beoordelen?
Bekijk onze website www.past-performance.nl voor meer informatie of om contact met ons op te nemen.
De werkgroep Wederzijds Beoordelen legt nog de laatste hand aan de vragenlijst die vanaf januari 2017 gebruikt moet gaan worden. Werkgroepleden Aart de Ruiter namens de Unie van Waterschappen, Dick van Werven namens brancheorganisatie Bouwend Nederland en Roy Voorend namens CROW leggen uit waarom er voor deze toevoeging gekozen is.
Voorend: “Je zou Past Performance kunnen zien als gestructureerde aandacht voor de zachte kant van het proces. Technische mensen aan beide kanten van de tafel hebben nog wel eens de neiging om elkaar vooral te willen overtuigen. Maar dat is lang niet altijd goed voor de samenwerking. Door beide kanten nu de gelegenheid te geven om elkaar volgens een vastliggende reeks vragen en antwoorden te beoordelen is het proces meer op dialoog gericht. Je krijgt allebei al tijdens het bouwproces te horen wat er goed en fout gaat. Daardoor komt een eindbeoordeling niet uit de lucht vallen: beide partijen weten wat de ander belangrijk vindt.”
De Ruiter: “Het voornaamste doel van de Past Performance-systematiek is om de samenwerking op de bouwplaats te verbeteren. De wederzijdse vragenlijst is daarvoor een kapstok en geeft opdrachtgevers de mogelijkheid het lerend vermogen te verbeteren.”
Wens tot wederzijds beoordelen
Het wederzijds beoordelen was ook een specifieke wens van de opdrachtnemers die meedenken over de toepassing van Past Performance. Van Werven: “Vanuit de bouwbedrijven hebben we daar wel discussies over gehad, omdat zij in beginsel terughoudend zullen zijn om zich minder positief over hun opdrachtgever uit te laten. Omdat de Past Performance-systematiek er ook vanuit gaat dat opdrachtgevers de prestaties van de opdrachtgever met elkaar delen, willen we voorkomen dat overheden Past Performance alleen gaan gebruiken bij de selectie van een aannemer. Maar het is niet alleen opgezet om te selecteren, maar juist ook om de samenwerking te verbeteren. Dat leidt uiteindelijk tot een vermindering van faalkosten en een soepeler verlopend bouwproces.”Maar een wederzijdse beoordeling suggereert dat beide partijen op een gelijkwaardige manier in het proces staan. Toch is dat niet zo, want een opdrachtnemer is vaak weer afhankelijk van een nieuwe opdracht van dezelfde opdrachtgever. De vraag is of dat tijdens het invullen van de vragenlijst niet zal meespelen bij de aannemende partij. De Ruiter: “Ik denk niet dat aannemers de samenwerking mooier zullen voordoen om de opdrachtgever niet voor het hoofd te stoten. Ik kom zelf van het Hoogheemraadschap Holland Noorderkwartier en bij ons in het noorden zijn mensen sowieso vrij direct. Aannemers zullen niet snel hun mond houden als er bij een opdrachtgever iets niet goed gaat.”
Opleiden is nodig
Ook Van Werven is niet bang dat aannemers de vragenlijst te positief zullen invullen. “Dat heeft te maken met de vragenlijst zelf. Maar ook met de mensen die de lijsten invullen. Aan beide kanten moeten dat mensen zijn die weten hoe het werkt en wat er van ze verwacht wordt. Opleidingen in de systematiek helpen daarbij.”Toch is het volgens Van Werven niet uit te sluiten dat de partijen zich niet vrij voelen om alle kaarten op tafel te leggen bij een wederzijdse beoordeling. “Een bouwproces waarbij een conflict ontstaat en de samenwerking verstoord raakt, is lastiger. Dan liggen er een paar heikele onderwerpen op tafel waarbij het moeilijk kan zijn om de objectiviteit te bewaren.”
Voorend: “Juist daarom moet het wederzijds beoordelen helemaal los worden gezien van een bouwvergadering. De partijen bespreken dan hele andere aspecten van het proces. Bovendien vullen ze de vragenlijsten niet in bij aanwezigheid van de ander.”
De Ruiter: “De sleutel ligt bij de opleiding en oefening. Een slecht cijfer in een beoordeling is geen directe kritiek. Het is een punt voor verbetering. En die verbetering kan nog tijdens het bouwproces gebeuren.”
Een belangrijk verschil tussen de Past Performance-evaluatie van de opdrachtgever en die van de opdrachtnemer is dat de overheden ook de beoordelingen van opdrachtnemers door andere overheden kunnen inzien. Maar er komt geen Past Performance-database met de prestaties van overheden. Voorend: “Er is natuurlijk een belangrijk verschil: een overheid moet kunnen motiveren waarom bepaalde partijen bij een onderhandse aanbesteding zijn geselecteerd. Dat speelt niet bij een opdrachtnemer. Die hoeft geen publieke verantwoording af te leggen over de reden om wel of niet op een aanbesteding in te schrijven.”
Wederzijdse belangenerkenning
Volgens de werkgroepleden moet de wederzijdse beoordeling bij Past Performance vooral het doel hebben om de communicatie te verbeteren. Van Werven: “Voor aannemers is het heel belangrijk om te weten wat de belangen van de opdrachtgever nou eigenlijk zijn. Je verdiepen in de wensen van de klant is voor bouwbedrijven van levensbelang". De Ruiter: "Werden er voorheen vooral projectleiders aangesteld die harde resultaten leverden, tegenwoordig ligt het accent veel meer op het opbouwen van een relatie. Dat hoort steeds meer bij het bouwproces." Van Werven: "Daarom willen aannemers graag werken met Past Performance: het is een middel om je ten opzichte van concurrenten te kunnen onderscheiden .”Met een wederzijdse beoordeling werkt dat twee kanten op, zegt Voorend. “Voor een goed bouwproces is het belangrijk dat de sfeer goed is, de drempel om dingen te melden laag is en de zaak niet meteen op scherp wordt gezet. Daarom moet je begrijpen wat voor de andere partij belangrijk is. Deze systematiek is een vorm van wederzijdse belangenerkenning.”
Meer weten over de Past Performance-systematiek of over het wederzijds beoordelen?
Bekijk onze website www.past-performance.nl voor meer informatie of om contact met ons op te nemen.
Delen via